Jouw contactpersoon
Krasse Koppen bundelt 76 Belgische en internationale topwerken. Je staat oog in oog met de groteske hoofden van Quinten Metsijs, de boerenkoppen van Pieter Bruegel, de hoofdstudies van Peter Paul Rubens en de expressieve bekken van Adriaen Brouwer en Rembrandt. De tentoonstelling vertelt hoe kunstenaars in de Lage Landen spelenderwijs aan de slag gingen met het gezicht. Van de 16de tot en met de 17de eeuw; van studiekop tot tronie.
Gewone mensen, ongewone gezichten
Voor hun creatieve experimenten gebruikten oude meesters op eigen initiatief anonieme modellen. Gewone mensen met ongewone gezichten. De expo behandelt in 5 thema’s hoe de fascinatie voor het hoofd uitgroeide tot een genre op zich.
De bezoekers worden uitgenodigd om ook zelf aan de slag te gaan. Ze maken een hoofdstudie van zichzelf, tekenen hun eigen tronie en experimenteren met hoofddeksels, expressies en licht. Zo ervaren ze stap voor stap wat het betekent om als kunstenaar gezichten te bestuderen en vast te leggen.
Naast de tekst op zaal is er ook een poëtisch en informatief audioverhaal. Hierin gaat de host over de thema’s in dialoog met auteur Heleen Debruyne, kunsthistoricus dr. Elmer Kolfin, sociaal psycholoog dr. Batje Mesquita en kunstfotograaf Dirk Braeckman.
Van the Getty Museum in Los Angeles tot de Gemäldegalerie in Berlijn, wereldwijd geven topmusea voor deze expo werken van de grote meesters in bruikleen. Ook stukken van Vlaamse Meesters die anders nagenoeg nooit in eigen land te zien zijn. Krasse Koppen vergroot daarmee alleen maar de internationale aantrekkingskracht van Vlaanderen als kunstnatie en van Antwerpen als kunststad.
Studiehoofden
De fascinatie voor gezichtsexpressies is al merkbaar aan het einde van de 15de eeuw. Dat leidt zelfs tot schilderijen met louter gezichten. De expo vergelijkt er 2: 'De kruisdraging van Bosch' en 'Jezus onder de schriftgeleerden' van Dürer, dat hoogst uitzonderlijk het Thyssen-Bornemisza Museum in Madrid verlaat.
In de 17de eeuw weekten meesters zoals Peter Paul Rubens, Rembrandt en Johannes Vermeer voor het eerst het hoofd los uit de context van Bijbelse en mythologische taferelen. Dat resulteerde in kleine intieme werkjes van opmerkelijke hoofden. Rubens groeit op met de geschilderde hoofden van Bosch, Dürer en andere voorgangers. In Italië maakt hij bovendien kennis met het principe van studiehoofden: tekeningen, schetsen en schilderijen van het hoofd van anonieme modellen – vanuit diverse perspectieven en altijd met een neutrale uitdrukking.
In functie van hun finale rol in het schilderij krijgen deze voorstudies een specifieke emotie of expressie. Zo worden ze ingepast in het geheel, als een legpuzzel. Krasse Koppen brengt de mooiste voorbeelden van deze atelierwerking samen. Sommige koppen zijn zó levensecht dat het wel foto’s lijken.
Dr. Nico Van Hout, Hoofd Collecties:
Krasse koppen gaat niet over portretten. Vooral niet over portretten, eigenlijk. Kunstenaars gebruiken mensen die we niet hoeven te herkennen. Het zijn die koppen die we tonen. Heel gewone mensen. Waarbij het gezicht zijn eigen verhaal vertelt. Het zijn vaak kleine werkjes, verbluffend uitgevoerd. Dichter bij de kunstenaar kom je niet.
Opvallend hoogtepunt
In de 17de eeuw stuwen Frans Hals, Rembrandt en Vermeer de kunst van ‘anonieme hoofden’ naar een opvallend hoogtepunt. Ze gaan creatief aan de slag met de studiehoofden en de sprekende koppen die ze op hun tochten naar Vlaanderen ontdekken.
Kunstenaars beginnen het gezicht te gebruiken als manier om op eigen initiatief hun kunnen te tonen. Ze voegen hoofddeksels en exotische gewaden toe. Ze experimenteren ook volop met gezichtsuitdrukkingen en licht. De lachende jongen van Frans Hals illustreert goed hoe kunstenaars de basisemoties verkennen. Dat gebeurt genuanceerd of via extreme expressies zoals in Het bittere drankje van Adriaen Brouwer en De roker van Joos Van Craesbeeck.
De meesters spelen ook volop met licht en schaduw. In het Meisje met de rode hoed van Vermeer danst het licht over een hoed met exotische veren. Haar expressie is mysterieus, uitnodigend. Het is een van Vermeers kleinste werken, maar misschien wel dé ultieme synthese van het genre van de tronies.